Gemeente Gemeente Zele

Frans Van Acker

Franciscus-Omer Van Acker

Zele 8 juli 1913

Braunschweig 24 januari 1941

soldaat

12e artillerie - 2e groep - 6e batterij

Frans-Omer wordt te Zele geboren op 8 juli 1913 als eerste zoon van Richard en Elvira Colman. Het finale gezin telt 2 dochters: Magdalena (°1905) en Melania (°1909). Na Frans komen er nog 3 zonen: Robert (°1920), Petrus-Clemens (°1922-+1923) en Gaston (°1927). Het gezin woont in de Drieputtenstraat 27.

Omer zoals hij bij zijn tweede naam wordt genoemd is wever of fabriekwerker van beroep. In 1933 wordt hij 20 jaar en zoals alle jongens van zijn leeftijd wordt hij in het militieregister lichting 1933 ingeschreven. Hij wordt goed bevonden voor de dienst en start zijn militaire dienst bij het 6e artillerie, 2e groep, 6e batterij op 2 januari 1934 in de Géruzetkazerne te Etterbeek. Hij ontvangt het stamnummer 156-19947.

Op 29 januari 1938 huwt hij te Zele met de 2 jaar oudere naaister Josephina Ronsse. Het paar vestigt zich in de Oudburgstraat 2 en houdt de café in het "Achturenhuis" open. Het huwelijk wordt bezegeld met 2 kinderen: Simone en Willy.

Naar aanleiding van de inval in Polen mobiliseert België zijn troepen. Omer, die deel uitmaakt van de 1e reserve vervoegt zijn eenheid op 1 september 1939. Josephine is net zwanger van haar 2e kind. Willy wordt geboren op 3 februari 1940 in volle mobilisatieperiode. De overlevering vertelt dat Omer zijn zoontje slechts 1 keer heeft gezien.

Op 7 mei is er een reorganisatie binnen het 12e artillerieregiment. De 2e groep waartoe Omer behoort vertrekt rond 18 uur naar de Versterkte Positie Antwerpen om steun te bieden aan het Vde Legerkorps. De groep ontplooit zich op 10 mei te Lage Kaart nabij de dorpskern van Brasschaat en is aangehecht bij het 33e linieregiment.

Tijdens de nacht van 17 op 18 mei wordt de artilleriegroep geëvacueerd naar de as Terneuzen-Gent-Oudenaarde. De groep blijft een onderdeel van de 13e infanteriedivisie en moet net voor 21 uur het Albertkanaal oversteken om de mars naar het westen aan te vatten. De terugtocht verloopt via de Schijnbrug, Onderwijsstraat en Handelsstraat tot aan de Singel. Vervolgens zal Omer via de Brederodestraat naar Hoboken trekken om daar via de militaire bootbrug de Schelde over te steken.

In de morgen van 18 mei houdt de 2e groep van het 12e artillerieregiment halt te Belsele. Hier wordt de nacht afgewacht om verder naar het kanaal Gent-Terneuzen te trekken. Omer is even in de buurt van Zele.

Op zondag 19 mei bereikt Omer het gehucht Langedam nabij Sleidinge. De 2e groep, aanvankelijk als steun van het 33e linieregiment, wordt de dag nadien vervangen door de 1e groep van het 21e artillerieregiment.

De 1e en 2e groep van het 22e artillerieregiment wordt samen met de 1e en 2e groep van 12e artillerieregiment samengevoegd en aan de 18e infanterie-divisie gehecht. Deze divisie staat in voor de verdediging van Gent. Omer komt met zijn lotgenoten in de nacht van 22 op 23 mei te Gent aan en gaan in stelling ten zuiden van Mariakerke. Ze leveren met de vier C75TR kanonnen vuursteun aan het 39e linieregiment en. het 2e bataljon van de 3e Grenadiers. In de stad worden een 30-tal artillerieobservatieposten ingericht ten behoeve van de vuurleiding. De kanonnen komen rond 15u30 voor het eerst in actie en nemen als eerste doelen de Muidebrug en de spoorwegbrug te Gentbrugge onder vuur.

In de nacht van 24 mei verlaten de Belgische troepen Gent en plooien zich terug achter het Afleidingskanaalvan de Leie. Ook Schipdonkkanaal genoemd. Omer wordt bij de beschieting van Wondelgem, ten noorden van Gent, aan de hand gewond en samen met 2 strijdmakkers in een kliniek in Brugge opgenomen en verzorgd.

Op 28 mei capituleert het Belgisch Leger en de Zelenaar neemt de vlucht. Hij wordt het laatst gezien op 30 mei te Eeklo. Op weg naar Zele wordt hij door de Duitsers opgepakt. Hij geraakt verzeild in een krijgsgevangenentransport en komt terecht in één van de commando's van het Duitse Kriegsgefangenenlager Stalag 1A te Stablack (Oost-Pruisen). Vandaag Bagrationovsk.

Omer schrijft op 12 januari 1941 naar zijn vrouw Josephine dat hij hoopt op winterjaarmarkt (laatste zondag en dinsdag van januari) thuis te zijn. Er vertrekken al gedurende 2 maanden regelmatig treinen met Vlaamse krijgsgevangenen met als bestemming België. Hij voegt er aan toe "dat hij in goeder gezondheid verkeert en ruim 8 kilo verzwaard is".

Na zijn ontslag uit het Stalag 1A op 20 januari 1941 vertrekt Omer met de trein richting Antwerpen. Daar wordt hij  definitief vrijgelaten.

In het station van Isenbüttel-Gifhorn (Nedersaksen), ten noorden van Braunschweig, rijdt op 22 januari een snelle goederentrein achteraan op de stilstaande Belgische gevangenentrein in. Omer geraakt gekwetst en wordt met een ziekenwagen van het Rode Kruis overgebracht naar het Reserve Lazarett III te Braunschweig. Hij is, volgens getuigen, zwaar verminkt en overlijdt op 24 januari om 7u50. Hij wordt te Fallingbostel, het kerkhof van Stalag XI B in de omgeving van Soltau, in een massagraaf begraven.

Op het bidprentje wordt Josephina nog als echtgenote vermeld. Zij overlijdt te Zele op 20 juni 1943. Spanningen en verdriet zouden de oorzaak zijn. Zij kon het overlijden van haar man niet verwerken. Zij laat de 5-jarige Simone en de 3-jarige Willy achter.

Vijf jaar later, begin februari 1948, worden met het 5e lijkenkonvooi van het Rode Kruis 24 kisten gerepatrieerd uit Fallingbostel en overgebracht naar de Rijkschietbaan te Schaarbeek. De lichamen worden geïdentificeerd. Omer is erbij en wordt op 7 februari naar Zele overgebracht. In het gemeentehuis wordt een rouwkapel opgesteld en 2 dagen later wordt de lijkdienst in de Sint-Ludgeruskerk gecelebreerd.

Op het ereperk van de begraafplaats Zele-centrum krijgt hij naast de andere gesneuvelde Zelenaars zijn plaats.

In Chaudfontaine wordt op 18 september 1960 een herdenkingsmonument opgericht waar ook de naam Van Acker Frans wordt vermeld.

Ontwerp door Creative Brainwave Ontwikkeling door LCP