Petrus Arbijn
Zele 31 januari 1900
Zuidcote (F) 21 mei 1940
soldaat
2de Territoriaal Intendancekorps
Petrus Arbijn wordt geboren te Zele op 31 januari 1900 in het gezin van kempkoopman Leonardus en kantwerkster Maria-Delphina Vrijdaghs. Hij heeft 6 oudere zussen: Maria-Christina (°1883), Leona-Adolphina (°1885), Maria-Paulina (°1887), Christina-Ludovica (°1888), Marie-Nathalia (°1889) en Rosalia-Alphonsina (°1891).
Petrus is de echtgenoot van Clemminck Magdalena (°Zele 07-03-1905 - +Zele 13-09-1984), woont in Avermaat 27 en is grondwerker van beroep. Het gezin telt 2 dochters: Delphina en Clemence.
Hij behoort tot de militieklas 1920 en vervult zijn legerdienst bij het 1e regiment Carabiniers te Brussel. Hij ontvangt het stamnummer 131-68903.
Voor het uitbreken van de oorlog wordt hij tweemaal gemobiliseerd. Bij de 1e mobilisatie in september 1938 behoort hij tot de laatste klas der opgeroepenen. Bij de tweede mobilisatie in 1939 behoort Petrus, gezien zijn leeftijd, tot Fase D van de mobilisatieplan. De "Services de l'Arrière" worden pas op 13 januari 1940 opgeroepen. Na 3 dagen keert hij, gezien de sociale toestand binnen het gezin, naar huis. Dochter Clemence is namelijk invalide.
Op 21 februari 1940 is hij terug onder de wapens tot 2 april 1940. Hij doet dienst bij het 2e Intendancekorps - 8e compagnie te Brugge. Hij zou echter bij een eventueel conflict onmiddellijk zijn eenheid in Brugge moeten vervoegen.
Naar aanleiding van de algemene mobilisatie (fase E) vertrekt Arbijn op 10 mei 1940 in burgerpak en met een fiets naar Brugge. Vanuit Brugge wordt hij enkele dagen later met zijn groep naar Frankrijk verwezen. Aan de Franse grens dient hij zijn uniform aan te trekken om het land binnen te mogen.
Zijn eenheid, het 2de Intendance Korps -Provianddienst Brugge bestaat uit een voedermagazijn voor de paarden, een levensmiddelenmagazijn onder leiding van kapitein-intendant De Vogelaere, een nachtlegeringsmagazijn onder leiding van 1e kapitein Peire, een bakkerij en beenhouwerij onder leiding van commandant Rummens en de 8e compagnie onder leiding van commandant Van Heule.
Op 17 mei gaat Van Heule op zoek naar een treinstel om zijn manschappen naar Frankrijk over te brengen. De dag nadien deelt kapitein-Intendant De Vogelaere mee dat de magazijnen en diensten zullen worden overgebracht naar Calais om aldaar een nieuw bevoorradingscentrum op te richten. Er zijn echter geen treinstellen beschikbaar en het transport zal over de weg moeten gebeuren. Op 19 mei beslist het Groot Hoofdkwartier van Leger dat het vertrek naar Frankrijk wordt geannuleerd. De dag nadien vertrekt commandant Van Heule op verkenning naar Lichtervelde om de mogelijke installatie van een magazijnstation voor het veldleger te bekijken. In de namiddag keert de officier terug naar Brugge.
Het is onduidelijk waar Petrus Arbijn de dagen voor zijn overlijden zich bevindt.
Volgens het verhaal in het boek "Tussen Pletwals en Bookhamers" van Etienne Quintyn wordt de provianddienst Brugge toch per trein vervoerd. Ter hoogte van de Franse gemeente Zuydcoote [1] [2], even over de Belgische grens, wordt het militaire transport door Duitse Stuka's met bommen en machinegeweren bestookt. De trein wordt in paniek ontruimd en de meeste soldaten zoeken bescherming in het veld en onder de wagons. De jachtvliegtuigen komen herhaaldelijk opdagen, waarbij meerdere soldaten gedood of gewond worden.
Ook Petrus Arbijn wordt ernstig gewond en overgebracht naar het naburige "Sanatorium Maritime Vancauwenberghe". De beste zorgen kunnen niet baten, want de Zelenaar overlijdt enkele dagen later op 21 mei 1940 om 24 uur.
Samen met talrijke Belgische soldaten wordt hij begraven op het grote internationale kerkhof van Zuidcote, dat in de buurt ligt van een klooster. De diepe sporen van de luchtaanval nu nog merkbaar zijn.
Op 20 juli 1948 wordt zijn stoffelijk overschot overgebracht naar Zele. De dag nadien, op de nationale feestdag, wordt hij met nog 7 anderen na de officiële plechtigheden met een stoet naar het ereperk3 te Zele overgebracht om aldaar te worden herbegraven. De persoonlijke bezittingen (eenzelvigheidskaart en een portemonnee met wat geld) worden door een oom naar Zele meegebracht.
Op 20 juli 1948 wordt zijn stoffelijk overschot overgebracht naar Zele. De dag nadien, op de nationale feestdag, wordt hij met nog 7 anderen na de officiële plechtigheden met een stoet naar het ereperk[3] te Zele overgebracht om aldaar te worden herbegraven. De persoonlijke bezittingen (eenzelvigheidskaart en een portemonnee met wat geld) worden door een oom naar Zele meegebracht.
[1] Zuidkote (Frans: Zuydcoote) is een gemeente en badplaats in de Franse Westhoek in het Franse Noorddepartement, aan de Noordzee (Opaalkust) en ligt tussen het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke en de kust.
[2] In mei 1940 krioelt het van de Britse soldaten te Zuydcoote. Vrachtwagens, jeeps en vermoeide soldaten zakken af naar het strand, waar boten hen afwachten om ze naar Engeland te brengen.
[3] Op de grafzerk staat erbarmelijk "Luydcovte".