Gemeente Gemeente Zele

Achilles Hanselaer

Achilles Hanselaer, alias "spioen M.42"

Achiel Hanselaer wordt op 19 november 1874 te Kalken geboren. Het landbouwersgezin van de 53-jarige Casimir Hanselaer en de 38-jarige Stephania De Vos is gehuisvest in de Kordenwagenstraat. De boreling is het achtste kind van elf.

Zijn jeugd brengt Achiel door in Kalken.

Op 25 januari 1908 treedt de 34-jarige vlasbewerker, wonend te Kalken, in Zele in het huwelijk met Maria-Victorina Janssens. Den 26-jarige kantwerkster, geboren te Berlare op 14 oktober 1882, woont te Zele in de Driesstraat. Ter gelegenheid van dit huwelijk wordt het buitenechtelijk kind, Albertus-Emilius-Theophilus Janssens, geboren te Zele op 29 oktober 1907, door Achiel erkend. Albertus gaat voortaan als "Hanselaer" door het leven.

Maria-Victorina verhuist na het voltrekken van het huwelijk naar de Vaartstraat 49 te Kalken.

Enkele maanden later vindt het pas getrouwde koppel een geschikte woonst te Zele. Achiel verhuist op 19 juni 1908 van de Vaartstraat 49 te Kalken naar Kamershoek nr. 8, de Zeelse kant van deze wijk. Maria-Victorina komt volgens het bevolkingsregister (?) van de Dorpstraat 74 te Overmere.

Enkele maanden later wordt op 24 november 1908 hun eerste zoon Renatus-Petrus geboren. De zwakke boreling overlijdt een zestal weken later op 4 januari 1909. De erkende peuter Albertus overlijdt op 25 april van hetzelfde jaar. Ondertussen is Maria-Victorina zwanger van haar 3e zoon Remigius-Emilius. Deze ziet het levenslicht op 30 november 1909. Ook dit kind blijkt niet bijzonder sterk te zijn. Het zoontje verlaat het gezin voor goed op 3 maart 1910. Op dat ogenblik is de rouwende moeder zwanger van haar 4e zoon Emilius-Edmondus. Deze laat zijn eerste kreetjes horen op 17 december 1910.

Na verloop vestigt het gezin Hanselaer-Janssens zich met hun enige overgebleven zoon Emilius in de Driesstraat 122, wijk Wezepoel. Net voor het uitbreken van de oorlog, op 14 juli 1914, verhuist Achiel naar de Wezepoelstraat 35 (vandaag nr. 41).

De Britse inlichtingendienst (SIS)

Zele wordt door de Duitsers bezet vanaf 8 oktober 1914. Heel wat Zelenaars nemen de vlucht richting Zeeuws-Vlaanderen en Zeeland. Vanaf nu wordt het moeilijker om onze Zeelse jongens nog een kaartje of briefje op te sturen. De enige mogelijkheid was om de briefwisseling via het neutrale Nederland te verzenden om zo via Engeland en Frankrijk de schriftelijke boodschap aan de dierbare zoon of echtgenoot achter het westelijk front te laten bezorgen.

Men kan aannemen dat de Britse Secret Intelligence Service (SIS) het bestaande private netwerk als uiterst interessant zal gevonden hebben om ook "militaire informatie" langs dit kanaal te versturen. Het belangrijkste buitenlandse kantoor of 'station' bevond zich gedurende die oorlog in de Uranium Steamship Company, Boompjes 76c in Rotterdam onder leiding van de Brit Richard Tinsley[1], als "T" of "Operatie T". Naast dit netwerk was er ook het netwerk ORAM, een organisatie van de Belgische spoorwegingenieur Victor

([1] °1875 - +1944, voormalig marineofficier, zakenman en geheim agent.)

Moreau, die met zijn gezin naar Nederland was gevlucht. Zijn organisatie leverde de koeriers en de passeurs aan de grens.

In België werden voornamelijk onder het spoorwegpersoneel of mensen die aan de spoorweg woonden gerekruteerd. Van op de werkplek of vanuit de huiskamer konden zij Duitse treinen in het oog houden. Ze noteerden wanneer de treinen passeerden, in welke richting ze reden (van of naar het front), het aantal wagons, het wapentuig en eventueel welke Duitse eenheden met de trein werden verplaatst. Aan de hand van deze informatie kon de Britse Secret Service inschatten waar en wanneer er een nieuw Duits offensief mogelijks zou plaats grijpen.

In het begin was er in onze regio nog heel wat bewegingsvrijheid. Met het invoeren van een Duitse "eenzelvigheidskaart" en de "Passierschein" in de Etappenkommandatuur E.4 werd de verplaatsing naar een andere gemeente heel wat moeilijker. Ook het plaatsen van de "dodendraad van 2000 volt" vanaf april 1915 aan de Belgisch-Nederlandse grens bemoeilijkte stilaan het smokkeltraject.

Mogelijks hield Achiel Hanselaer zich vanaf oktober 1914 al bezig met het overbrengen van familiebrieven naar de Nederlandse grens met als eindbestemming onze Zeelse soldaten. Zijn vrouw Victorine was volledig op de hoogte van zijn doen en laten. Zij naaide veiligheidshalve deze briefwisseling tussen de voering van zijn vest.

Op nieuwjaarsdag 1917 stak spion en brievensmokkelaar Edmond Heirman uit Lokeren de grens met Nederland over. Hij overhandigde aan de gevluchte Hammenaar Rodolf Govaert (M.3229) en die de leiding had over sector 4 - Overslag, aanbevelingsbrieven voor notaris Clement Heirman, Ivo Glorieux uit Gent en Achiel Hanselaer uit Zele.

De 4e sector Overslag maakte deel uit van zone III (Flandre Zéelande Oriental), met zetel te Axel. Zone III op haar beurt was een onderdeel van de 1e divisie van "Observatiedienst Moreau des Flandres" (ORAM) van de familie Moreau. Zone III stond der leiding van Jozef De Bock (M.3221).

In februari 1917 werd Achiel gerekruteerd door Clement Heirman. Notaris Heirman uit Zeveneken was de leider van de spionagedienst of inlichtingendienst "M.41". M.41 was een gecombineerde dienst die bestond uit een observatie- en een transmissiedienst.

Heirman was niet alleen chef van het netwerk M.41. Hij was ook agent-promeneur (koerier) en verder had hij nog territoriale posten met agents-promeneur voor de regio Gent, Zele, Hamme, Waasmunster en Wetteren onder hem.

Voor Zele was dit "de Zeelse brievensmokkelaar, linnenhandelaar en landarbeider Achiel Hanselaer (M.42), als observator voor de regio Zele, Hamme en Wetteren. Bijna wekelijks maakte Achiel zijn rapport over en bovendien stelde hij heel wat plannen op (zie bijlage). Daarnaast was hij ook koerier. Hij bracht niet alleen zijn inlichtingen naar de Nederlandse grens, maar haalde bijna wekelijks vanaf maart 1917 de inlichtingen op die verzameld werden door de spoorwegobservatiepost M.43 van Sint-Gillis-Dendermonde. Deze post was bemand door Karel Van Onsem en zijn echtgenote Justine Heyvaert. Ook hun zoon nam een deel van de observatie voor zijn rekening.

Tussen april en juli 1917 spioneerde onderpastoor Arthur Baert (M.72) te Hamme en Waasmunster. Hij bracht mondeling verslag uit bij Hanselaer over de lokale situatie, die deze informatie in zijn berichten verwerkte.

De leiding van ORAM beoordeelde regelmatig de binnengekomen rapporten. Rodolf Govaert vond het eerste rapport van Achiel maar "mediocre" (middelmatig). Hij stuurde de Zelenaar een instructieblad en legde uit hoe Achiel te werk moest gaan. Govaert hamerde op de frequentie en op de juistheid van de berichten. Hanselaer kon het gevraagde bedrag van 250 frank per maand krijgen op voorwaarde dat de kwaliteit van zijn verslaggeving verbeterde.

Op 17 juni 1917 voerde een Duitse Feldgendarm en twee leden van de Geheimpolizei een huiszoeking uit op het adres van het gezin Van Onsem-Heyvaert (M.43) te Sint-Gillis-Dendermonde. Alle papieren werden doorzocht maar dankzij de koelbloedigheid van de huisgenoten werd er niets gevonden. Alhoewel de woning in het oog werd gehouden slaagde zoon Emiel Van Onsem erin om onder andere Achiel Hanselaer te verwittigen. Op 20 juni rapporteert M.42 dat M.43 gevaar loopt en om die reden nog slechts mondeling verslag zal uitbrengen.

Op 4 juli schrijft Hanselaer dat M.43, van hier wat verder, nog steeds gevaar loopt, maar dat hij nog niet is aangehouden. Achiel klaagt dat hij slechts 300 frank per maand ontving, in plaats van de gevraagde 400, terwijl Van Onsem reeds 500 frank ontving zonder voorlopig enig bericht op te stellen. Viktor Moreau reageerde zelf op dit bericht en plaatste het onder de noemer van "jaloersheid". Govaert suste dit bericht door aan de hogere leiding mee te delen dat de Zelenaar er alles aan deed om een nieuwe medewerker te vinden. Hanselaer was een toegewijde medewerker en bovendien mocht de leiding in Rotterdam niet vergeten dat onze Zelenaar de spoorwegrapporten van Van Onsem maandelijks ophaalde en dat dit een besparing betekende van viermaal 175 frank aan koerierskosten. Uiteindelijk zal ook Achiel 500 frank per maand ontvangen.

In Wachtebeke was Valerie Van Kwikkelberghe vanaf oktober 1917 als contactpunt actief. Zij deed de was voor de Duitsers. Valerie verzamelde de ingezamelde nota's en overhandigde deze aan een omgekochte Duitse wachtpost die de berichten over de grens bracht.

In november 1917 vallen de eerste slachtoffers binnen het netwerk M.41. Een agent van de Geheimpolizei had op 6 november omstreeks het middaguur gezien dat een Duitse grenswacht uit de woning van Valerie Van Kwikkelberghe was gekomen. Deze soldaat wordt gefouilleerd en blijkt in het bezit te zijn van vier berichten. Hij bekent dat hij deze van Valerie heeft gekregen. Twee van deze berichten zijn afkomstig van M.42. Valerie wordt aangehouden en opgesloten in "De Nieuwe Wandeling", de gevangenis te Gent. Na 3 dagen ondervraging en foltering bekent zij dat ze brieven heeft gekregen van de gebroeders Verschraegen uit Moerbeke.

Er doet ook de ronde dat de broers Verschraegen werden verraden door Eulalie Verschoore, een vrouw uit hun buurt.

Aanhouding

De gecombineerde dienst te Moerbeke, met als verzamelpunt de Damstraat 75 (nu nr. 107), werd gedragen door de gebroeders Edmond en Karel Verschraegen. Edmond verzorgde het koerierwerk tussen Moerbeke, Eksaarde, Lokeren en Wachtebeke.

Op donderdag 22 november 1917 werden beide broers aangehouden en opgesloten in de Gentse gevangenis ‘De Nieuwe Wandeling’. Hanselaer werd in de nacht van 24 november door 6 Duitse soldaten[1] te Zele gearresteerd op verdenking van spionage voor de Britten. De Duitsers doorzochten gans de woning tot zelfs in de matras, maar vonden slechts een aantal brieven waarvan het niet zeker is dat de inhoud bezwarend materiaal bevatte. Achiel wordt overgebracht naar de Genste gevangenis "De Nieuwe Wandeling" waar hij regelmatig wordt ondervraagd. Hier verneemt hij waarschijnlijk ook de aanhouding van de gebroeders Verschraegen.

([1] Fiche Achiel Hanselaer, Algemeen Rijksarchief, FASP, P226)

Op 6 december worden ook de 56-jarige Frans Geerinck (spoorwegobservatiepost M.77), zaalwachter in het station van Lokeren en zijn 17-jarige Raymond Geerinck[1] opgepakt. Ook notaris Clement Heirman[2], het brein achter het netwerk M.41, wordt aangehouden.

Vonnis

Op 18 maart 1918 verschijnen de gebroeders Verschraegen uit Moerbeke en Achiel Famelaer uit Zele voor das Deutsche Feldgericht.

Hauptman Prosch, de militaire auditeur, had Achiel zijn plaats op de zitting aangewezen. Onze Zelenaar werd door de Duitse openbare aanklager strafbaar verklaard "om aan de vijand inlichtingen te hebben overgemaakt aangaande troepenbewegingen, om een persoon in de spionagedienst te hebben ingelijfd, ..."  met als strafmaat "zum Tode".

([3] Frans Geerinck werd aangehouden en overgebracht naar de Nieuwe Wandeling in Gent, waar hij gedurende acht dagen twee maal per dag gemarteld werd. Vijf dagen na zijn arrestatie werd ook Raymond gearresteerd en gemarteld. Hoewel de twee nooit bekend hebben, werd Frans op 21 maart 1918 veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid. Zijn zoon werd vrijgesproken bij gebrek aan bewijzen, maar werd toch opgesloten in het gevangenkamp te Holzmuiden.)

([4] Notaris Heirman, die de dienstoverste was van Frans Geerinck in de inlichtingsdienst, kreeg op 21 maart 1918 twintig jaar dwangarbeid. Aanvankelijk werd hij opgesloten in het Fort te Maulde (F) en later in de gevangenis van Gorlitz (D). Hij overleed bij zijn terugkeer uit een Duits gevangenkamp aan ontbering te Luik.)

Het vonnis "de doodstraf met de kogel" werd 3 dagen later, op 21 maart 1918 geveld. Achiel kon op geen enkele genade rekenen, ondanks het pleidooi van zijn advocaat Boddaert. Bij deze uitspraak keek Achiel eens naar zijn advocaat. Blijkbaar had Hanselaer van de uitspraak en de motivatie niet veel verstaan.

In afwachting van de uitvoering van het vonnis werd Achiel opnieuw naar zijn cel overgebracht. Achiel ontving sporadisch bezoek van zijn echtgenote Vicorine Janssens en van zijn 7-jarig zoontje Emiel. Deze kreeg telkens de boodschap om dagelijks 3 weesgegroetjes te bidden.

Na bijna twee maand wordt hem meegedeeld dat in de vroege ochtend van 18 mei 1918 de terechtstelling zal plaats hebben. Op de vooravond krijgt hij bezoek van een Eerwaarde Priester. Hij krijgt nog de kans om een afscheidsbrief aan zijn vrouw Victorine en zijn 8-jarige zoon Emiel te schrijven:

Duurbare vrouw en kind,

Daar wij zooeven de tijding ontvingen van den Eerwaarden Priester, dat het uitgesproken vonnis gaat voltrokken worden, zoo wil ik u in deze laatste oogenblikken nog eenige troostwoorden toesturen, en U toeroepen dat Gods wil geschieden moet, nu ik op Gods barmhartigheid de verwisseling van het tijdelijke met het eeuwige tegemoet ga.

Duurbare echtgenoote, verzaak toch niet aan de plicht, mijn allerliefste kind een goede opvoeding te bezorgen en hem steeds vader zaliger te doen gedenken, tracht hem een christelijke opvoeding te geven opdat hij later tot steun en troost moge dienen in uwe oude dagen.

Ik heb mijn geld, 51 mark, bezorgd aan Mr. Vergaete, Rue Haute N° 1 (nvdr Gent), alsmede al mijn goed, 2 onderbroeken, 2 hemden, 4 paar kousen, neusdoeken, sjerpen, 60 mastellen, 3/4 k. spek, horloge en keten, welke U bij de eerste gelegenheid zal overhandigd worden. Doe ook mijn laatste vaarwel aan vrouw Charles Van Onsem[1].

Mijn vonnis komt voort daar men 2 berichten van mij in handen hadt.

Ik heb naar Dendermonde geschreven om mijn geld, 2 stukken van 5 frank, 1 frank en 9 mark, dus te samen 22,50 frank. Gelieve er eens achter te gaan, wij hebben hier nog niets ontvangen. Er zal bijgelegenheid U wegens Verschraegen Moerbeke 500 fr geworden als onderstand.

Doe een laatste vaarwel aan uwe zusters en broeders, en gansch de familie, ook aan vrienden en kennissen, en vraag hun dat zij mij in hunne gebeden indachtig zijn. Wij hier hebben om 5 uur de heilige Mis waaronder H. Communie en daarna uitvoering van de straf. Vaarwel, en tot weerziens hier boven, een laatste handdruk aan U, liefste vrouw en kind.

Dus dierbare echtgenoote, ik neem afscheid van dit tranendal in de beste gesteltenissen, wijl ik mij verzoend heb met onzen Goddelijken Zaligmaker, en

([1] Charles Van Onsem was één van de spionnen die behoorde tot het netwerkje van notaris Heirman. Hij werkte als timmerman voor de spoorwegen en bemande samen met zijn echtgenote en zoon een spoorwegobservatiepost in St.-Gillis-Dendermonde.)

een goede H. Communie. Dus vaarwel, geliefde vrouw, duurbaar kind, broeders en zusters, gansche familie en vrienden, tot weerziens hierboven in het Hemelse Rijk. Gelieve indachtig te zijn in uwe gebeden. Nog eens vaarwel, beste broeders en zusters, gelief mijn diepgetroffene echtgenoote en kind in haar lot zooveel mogelijk bij te staan en te troosten, nog eens vaarwel en tot weerziens.

Uw echtgenoot

Achiel Hanselaer

Victorine en braaf zoontje Emiel, tot in de eeuwigheid.

Edmond Verschraegen

Emiel Verschraegen

Uit de afscheidsbrief blijkt duidelijk dat hij zowel Charles Van Onsem uit Sint-Gillis-Dendermonde als de gebroeders Verschraegen uit Moerbeke kende.

Executie

In de vroege morgen van 18 mei 1918 werd Achiel samen met de gebroeders Verschraegen uit hun cel gehaald en met een boevenwagen van de Gentse gevangenis "Nieuwe Wandeling" overgebracht naar de iets verder gelegen Schietbaan te Gent[1].

([1] Vandaag ligt "Het oord der gefusilleerden" in de Offerlaan 3 te Gent. Het is enkel toegankelijk op afspraak. Een klein museum is te bezichtigen. (info: 0474/3180101 ???))

Hier werden de drie koeriers door een Duits vuurpeloton doodgeschoten. Dezelfde dag werd hun overlijden door de gebruikelijke plakbrief aan de Gentse burgerbevolking bekend gemaakt door von Blücher, major en Etappenkommandant. Hun lichamen werd begraven op de Westerbegraafplaats te Gent.

Op 14 juni 1918 meldt het Gentse stadsbestuur het overlijden van Achiel Famelaer aan de burgerlijke stand van Zele. Hieruit blijkt dat onze Zelenaar is overleden op 18 mei 1918 om half zes 's morgens.

Overbrenging

Een jaar later, op 5 juni 1919, wordt het stoffelijk overschot van Achiel naar Zele overgebracht. Een grootste huldiging vindt plaats. Om 10 uur loopt de Sint-Ludgeruskerk vol voor de plechtige begrafenisdienst. Daarna begeeft een lange rouwstoet zich naar het kerkhof aan de Zevensterrestraat. Hieraan nemen militairen, oud-strijders, opgeëisten en al de vaderlandse verenigingen en de Zeelse muziekkorpsen deel. De Zeelse schoolkinderen vormen een erehaag langs de De Deckerstraat en de Lokerenbaan.

Na de plechtigheid komt zoontje Emiel, toen 8½ jaar, bidden aan het voorlopig graf van zijn vader.

Later grijpt er nog een ontgraving plaats en wordt het stoffelijk overschot begraven aan de "oude" middengang met een eenvoudig steen met de vermelding "Gefusiljeerd voor het vaderland te Gent 18.5.1918. De kleine grafsteen stond verloren op het oude kerkhof van Zele.

Jaren later werd de steen overgebracht naar het ereperk "40-45" en rust Achiel Hanselaer naast Karel De Prijcker, een politieke gevangene uit de Tweede Wereldoorlog die in het kamp van Flossenburg is overleden.

Aan de woning nr. 41 (hernummering) in de Wezepoelstraat te Zele werd een arduinen gedenksteen op de 1e verdieping ingemetseld. Deze steen herinnert de voorbijganger er aan dat hier Achiel Hanselaer woonde en hij door de Duitschers voor de kop werd geschoten.

Maria-Victorina Janssens verlaat Zele op 13 september 1919 en vestigt zich met Emiel[1] te Berlare Kamershoek 19. De weduwe ontvangt 10.700 frank van de Britse regering. Vermoedelijk heeft zij met een deel van deze vergoeding de bescheiden woning gekocht. Verder moet ze zien dat ze rondkomt. Voor Emiel trekt ze wezengeld en zij geniet van een werklozenvergoeding. Af en toe klust ze in de buurt bij als dagloonster. Alfons Goossens, fabrikant op de Kouter neemt al haar administratie voor zijn rekening.

Op 5 mei 1920 hertrouwt ze te Berlare met de 40-jarige Zelenaar Remigius Van Eetvelde[2]. Door haar huwelijk verhuist zij naar de wijk Zele-Durmen. Zij woont in bij haar schoonouders. Victorine bevalt van haar 5e kind op 9 februari 1923. Het meisje luister naar de naam Maria-Francisca Van Eetvelde. Moeder Victorine overlijdt te Zele op 21 maart 1952.

Emiel volgt na de lagere school les aan het Klein Seminarie te Sint-Niklaas. Op 15 juni 1935 wordt hij tot priester gewijd te Gent. Een plechtige eremis heeft te Zele-Durmen op 24 juni 1935 plaats. Hij wordt aangesteld als onderpastoor te Zulte op 2 juni 1936, als onderpastoor te Hamme op 30 april 1945, als pastoor te Doel op 6 januari 1957, als pastoor te De Klinge op 11 juli 1960 en als pastoor te Vrasene op 4 juni 1963. Hij neemt op 3 augustus 1967 zijn ontslag als pastoor. Hij overlijdt te Gent op 2 oktober 1968.

[1] (°Zele 17-12-1910 - +Gent 02-10-1968), priester gewijd te Gent op 15 juni 1935 met plechtige eremis te Zele-Durmen op 24 juni 1935, , onderpastoor te Zulte op 2 juni 1936, onderpastoor te Hamme op 30 april 1945, pastoor te Doel op 6 januari 1957, pastoor te De Klinge op 11 juli 1960, pastoor te Vrasene op 4 juni 1963 en ontslag als pastoor op 3 augustus 1967. Hij overlijdt te Gent op 2 oktober 1968.

[2] °Zele 15-09-1880

Ontwerp door Creative Brainwave Ontwikkeling door LCP